Skip to main content

Klik op de tekening voor een vergroting.

Het beleg van Steenwijk

Wie niet sterk is moet slim zijn

450 jaar geleden woedde in Nederland de Tachtigjarige Oorlog. Prins Willem van Oranje kwam met zijn legers in opstand tegen de Spanjaarden. Op 18 oktober 1580 werd ook Steenwijk aangevallen door de Spaanse troepen. Het ging er hard aan toe. Maar liefst ruim zevenduizend Spaanse soldaten omsingelden de stad die nog geen duizend inwoners telde. Commandant Johan van de Kornput gaf niet op. Samen met de burgers van Steenwijk versperde hij de poorten, met alles wat ze maar te pakken konden krijgen. Ze hielden stand, maar zwaar werd het wel. De stenen werden uit de straten van Steenwijk gehaald om de wal te verstevigen. Eten was er nog genoeg op dat moment, want de oogst was net binnen. Op 18 november schoten de Spanjaarden gloeiende kogels af op de Gasthuispoort. Hier begint het verhaal van Grietje en haar broer Klaas.

Boem! Een luide knal klonk aan de buitenkant van de Gasthuispoort. Klaas stond op straat voor hun huis en zag de eerste kogel door de lucht vliegen.
      ‘Kanonskogels,’ riep Klaas naar zijn moeder en zus die geschrokken naar buiten renden.
Boem, boem, boem! Klaas zag hoe een kogel op het dak van een huis belandde. De kogel sloeg in. Klaas hoorde een gil, maar hij zag geen vuur.
      ‘Koude kogels!’ riep Klaas. ‘Dit zijn koude kogels.’
Maar na de koude kogels vlogen er ook hete kogels door de lucht. Want de vijand had iets slims bedacht. Het Spaanse leger, onder bevel van Commandant Graaf van Rennenberg, vuurde zogenaamde koude kogels af, maar ook hete. Gloeiendhete kogels …
BOEM! Vol schrik zag Klaas hoe een nieuwe kogel op het rieten dak van de buren belandde. Meteen gevolgd door de eerste vlammen die uit het dak schoten.
      ‘Hete kogels!’ schreeuwde hij zo hard hij maar kon. ’Hete kogels! Waarschuw de buurvrouw!’
Maar dat was niet meer nodig. Met een wit gezicht rende de buurvrouw met haar dikke, zwangere buik het huis uit, haar peuter strak tegen zich aangeklemd. Klaas raakte bijna in paniek toen hij de vlammen uit het dak zag schieten.
‘Pak de doeken! En de emmer water! Snel!’
Grietje pakte een stapel wollen doeken die ze nat maakte. Met de natte doeken in haar armen rende ze naar het huis van de buren. Moeder droeg een leren emmer en had extra doeken in een mand op haar rug gebonden.
      ‘Ik ga het dak op,’ riep Klaas die een ladder tegen de gevel van het huis zette.
      ‘Wees voorzichtig,’ riep moeder nog, maar de luide knal van een volgende kogel overstemde haar waarschuwing. Grietje klom razendsnel achter haar broer aan.
      ‘Hier,’ riep ze.
Ze duwde de natte, wollen doeken in zijn handen. Moeder klom de trap op en gaf Grietje de emmer en de extra doeken.             
‘Aanvallen!’ hoorde Klaas iemand roepen. Hij dacht heel even aan zijn vader die nu ergens buiten de wallen aan het vechten was, vanachter de schans. Om zich te verweren tegen de vijand, met dorsvlegels vol spijkers. Vechten tegen die afschuwelijke Spanjaarden. Vechten tegen die stomme Commandant Graaf van Rennenberg, de vuile overloper die nu de Spaanse kant had gekozen.
‘Schiet op!’ gilde Grietje. ‘Pak die kogel!’
Klaas gooide de emmer water over de gloeiendhete kogel en over de vlammen. Het siste en de stoom kwam er vanaf.
      ‘Oppassen,’ riep Klaas. ‘Ik ga hem oppakken en gooi hem naar beneden.’  
      ‘Bedek je handen goed,’ riep moeder.
Klaas omwikkelde zijn handen met natte, wollen doeken. Nu kwam het erop aan. Hij moest en zou die hete kogel van het dak halen. Dat was hun opgedragen door Johan van de Kornput. De mannen moesten tegen de Spanjaarden vechten, de vrouwen en kinderen moesten de hete kogels verwijderen.
      ‘Oké,’ riep Klaas, ‘hier komt hij.’
Heel voorzichtig tastte hij de kogel af. Zou hij zijn handen branden, vroeg hij zich af. Het was een heel gevaarlijk werkje.
Boem! Boem! Meerdere kogels werden afgeschoten.
      ‘Opschieten!’ riep zijn moeder. ‘Er is hier vlakbij nog een inslag!’
Klaas haalde diep adem en rolde de kogel richting de dakrand.
      ‘Auw,’ kreunde hij.
De kogel was loeiheet en het dak ontvlamde weer, want onder het dak werd hooi bewaard. Dat was zo brandbaar als wat!
      ‘Een extra doek!’ riep hij naar Grietje. ‘Dat ding is gloeiend heet. En meer water!’
Hij wierp de leren emmer naar beneden. Klaas hoorde de klompen van zijn moeder die wegrende naar de pomp verderop in de straat. Grietje verscheen met een dikke, wollen deken.
      ‘Dat moet lukken,’ zei Klaas gespannen.
Hij vouwde de deken dubbel en duwde.
      ‘Het lukt!’ riep hij.
Niet veel later plofte de kogel op de grond.
      ‘Naar de volgende,’ schreeuwde moeder die Klaas de emmer gaf.
Hij doofde de vlammen en sprong van het dak. Het was druk op straat. Vrouwen en kinderen renden rond met emmers en doeken en ladders. Even keek Klaas geschokt om zich heen. Wat stonden er al veel huizen in brand! Hij mocht dan het huis van de buren gered hebben, maar het leek wel of de hele Gasthuisstraat in brand stond!

Tegen de avond was de verslagenheid groot. Het was een regelrechte ramp. Er waren zoveel huizen in vlammen opgegaan ... Het was ook een ongelijke strijd. Zoveel Spanjaarden tegen zo weinig Steenwijkers. Klaas is zwart van het roet en zijn handen doen zeer. Ze voelen gloeiendheet aan. Dan hoort Klaas Spaanse trompetters aan de andere kant van de stad.
      ‘Willen ze dat we ons overgeven?’ vraagt Klaas aan zijn moeder die zijn handen verbindt.
Hij wacht haar antwoord niet af en rent naar de Markt.
      ‘Ik was nog niet klaar,’ hoort hij zijn moeder nog roepen.
Waar is mijn vader, denkt hij. Is hij gewond? Gedood? Maar dan ziet hij zijn vader tussen de omstanders staan.
      ‘Pa!’ roept hij opgelucht.
Zijn vader kijkt boos. Niet naar Klaas, maar naar een groep mensen op de Markt.
      ‘We geven niet op!’ schreeuwt hij. ‘We geven ons niet over! We knokken voor Steenwijk.’
      ‘Laten we ons wel overgeven,’ roept een man uit de groep. ‘Wat heeft het nog voor zin? Zij zijn met duizenden. En wij? Hooguit duizend man. Dit winnen we nooit! Het is een ongelijke strijd!’
      ‘Net zoals Johan van de Kornput zei,’ schreeuwde de vader van Klaas, ‘we vechten door. We vechten voor onze vrijheid. We vechten voor Steenwijk!’
En dat gebeurde. De stad kreeg het nog zwaar. Klaas en zijn familie kregen het zwaar. De rantsoenen raakten op. Er was nauwelijks meer eten te krijgen. Maar Johan van de Kornput gaf niet op. Wie niet sterk is, moet slim zijn. Zo liet hij op een dag dertig ruiters te paard met veel lawaai via de Oosterpoort langs de Onnapoort en weer naar de Gasthuispoort galopperen. De Spanjaarden moesten vooral denken dat de stad nog fit was. Maar Johan van de Kornput had meer slimme plannen. Hij liet een vijfde poortje bouwen, een geheim poortje, het Prinsenpoortje. Vanaf deze plek werd er een verbinding gemaakt naar het bevrijdingsleger van Willem van Oranje dat net buiten de vesting lag. En bevrijd werd Steenwijk. Op 23 februari 1581. Na vier maanden beleg trokken de Spanjaarden zich eindelijk terug. Klaas is opgelucht. Eindelijk bevrijd! Maar de bevrijding duurde niet lang …

Luisterverhaal

Klik op de play knop om het verhaal te beluisteren.

Dit verhaal is voorgelezen door:

Juune Kooiker

Lesbrieven

Linkjes